Joya beauty
Buitengewone Vrouwen

Fatema & Masoma: “Jet, het moet geen zielig verhaal worden”

Zes jaar lang fietste ik elke maand naar de Van Baerlestraat voor een afspraak bij Fatema. Zij werkte daar bij een schoonheidssalon en maakte elke keer mijn wenkbrauwen on fleek, zoals dat tegenwoordig heet, wat wil zeggen: perfect! Vaak lag ik half te slapen tijdens de behandeling, maar zo nu en dan spraken we ook over het leven, waardoor ik Fatema steeds beter leerde kennen. Ze kreeg zoontje Benjamin, was begonnen met een visagieopleiding, ze ging op vakantie naar Iran en ze had een droom: samen met haar zus Masoma een eigen salon openen. “Ik verhuis met je mee als je gaat,” zei ik altijd stellig.

Er schuilt een indrukwekkend verhaal achter.

Nu stap ik iedere maand in de auto naar Almere Poort, want het is gelukt. De zusjes hebben sinds begin dit jaar een échte, eigen beautysalon aan de Europalaan: Joya Beauty. Een zaak met een luxe uitstraling: glanzend marmer op de vloer en een joekel van een kroonluchter aan het plafond. Maar ook heel huiselijk: bij binnenkomst krijg je een kopje saffraanthee.

Achter de mooie, rustige gezichtjes van de zusjes schuilt een indrukwekkend verhaal, dat voelde ik allang. Want geboren in Afghanistan en beter ABN praten dan de gemiddelde Nederlander, hoe zat dat? Zo hard werken en ook nog studeren. Hoe deden ze dat? En ze moeten ooit een enorme reis hebben gemaakt. Ik wilde er meer over weten, en liever niet terwijl ik liggend aan mijn wenkbrauwen liet plukken. En dus zijn we ervoor gaan zitten. Masoma en Fatema deden de zaak voor twee uur dicht, hadden verse bloemen in huis gehaald en rustige muziek opgezet. Ze waren er helemaal klaar voor, maar er was wel één voorwaarde: ‘Jet, we willen het best vertellen, maar het moet geen zielig verhaal worden.’

Ja, waar zal ik beginnen? Waar zijn jullie geboren?

Masoma: ‘In Kandahar in Afghanistan, de hoofdstad van het Taliban-regime. Ons land heeft de afgelopen veertig jaar alleen maar oorlog en narigheid gekend. Mijn vader had nog lange tijd de hoop dat de oorlog zou stoppen, maar ondertussen vlogen de jaren voorbij. Hij trouwde mijn moeder en ze kregen twee dochters – dat waren wij.

Toen Fatema en ik vier en drie jaar waren, besloten mijn ouders om te vertrekken, weg van het geweld. Ze wilden ergens anders een betere toekomst voor hun dochters opbouwen. Vrouwen kunnen in principe geen kant op in Afghanistan. Van de Taliban mogen wij niet studeren en aan het werk. Juist die twee dingen vinden mijn ouders heel erg belangrijk.’

Fatema: ’Wij zouden rechtstreeks met het vliegtuig naar Duitsland vertrekken. We betaalden duizenden euro’s aan een illegale bende, mensensmokkelaars, die voor iedereen een paspoort zou regelen, maar uiteindelijk ging dat helemaal mis. We kwamen niet weg. Thuis kregen we les van mijn vader of tante, zodat we geen analfabeet zouden worden. Begin 1999 besloten mijn ouders opnieuw: we gaan weg, en nu gaan we écht. Intussen hadden we twee broertjes gekregen.’

Dus jullie ouders probeerden opnieuw weg te komen, maar nu met vier kinderen. Dat was natuurlijk nog moeilijker. Hoe oud waren jullie toen?

Fatema: ‘Mijn jongste broertje was nog niet eens één toen we uit Afghanistan vertrokken. Ik was twaalf en Masoma was elf jaar oud. Opnieuw waren we afhankelijk van mensensmokkelaars. Zij stippelden onze route uit naar Europa. Bij elke grens werden we overgedragen aan een nieuwe ‘bende’ die ons weer een stuk verder bracht. Urenlang reden we in vrachtwagens waarin we bijna geen adem konden halen, zoveel mensen zaten er in één auto. Een aantal mannen probeerde met een mesje openingetjes te maken in het doek van de wagen om maar een beetje zuurstof binnen te krijgen. De smokkelaars reden aan één stuk door, want ze waren veel te bang om gepakt te worden. 

Daarna hebben we dagen gelopen in de sneeuw, en door maisvelden. Ik herinner me nog dat mensen zo’n honger hadden dat ze de rauwe mais uit het veld aten.’

‘Verder hadden we helemaal geen spullen bij ons. Vier broeken over elkaar, twee jassen, vijf paar sokken, alles over elkaar heen getrokken.’

Waren jullie goed voorbereid op deze reis?

Masoma: ‘Heel goed. We hadden heel veel conserven bij ons, zoals tonijn en bonen uit blik. Mijn vader zorgde ervoor dat bij elk nieuw adres de smokkelaar weer een beetje geld kreeg om ons verder te brengen. Niet al het geld in één keer, anders was het risico te groot dat ze er vandoor gingen en ons achterlieten.’

Fatema: ‘Verder hadden we helemaal geen spullen bij ons. Vier broeken, twee jassen, vijf paar sokken, alles over elkaar heen getrokken. Het geld werd heel klein opgevouwen in plastic gedaan en dat hield mijn vader onder zijn tong om maar niet beroofd te worden.’

Masoma: ’Eén keer stopte mijn vader ook wat geld onder onze tong, want de smokkelaars waren altijd wat aardiger tegen vrouwen en kinderen dan tegen mannen.’

Jullie maakten een vreselijke, barre tocht naar Nederland. In acht maanden van Afghanistan naar Rotterdam, waar jullie asiel aanvroegen. Hoe geef je zoiets een plek? Denken jullie er nog vaak aan terug?

Masoma: ‘Ik heb het gelukkig snel een plek kunnen geven. Ik heb het gevoel dat ik in een film heb geleefd, bijna onwerkelijk dus. Maar er zijn vlagen van de reis die ik me heel goed herinner en die nog wel eens door mijn hoofd schieten.’

Fatema: ‘Ik herinner me bijvoorbeeld een schuur in Tsjechië, waarin we een paar dagen moesten blijven voordat we weer verder werden vervoerd. We moesten vreselijk stil zijn, maar we konden een huiltje van ons kleine babybroertje natuurlijk niet voorkomen. Mijn moeder kreeg pillen aangeboden om hem rustig en kalm te houden. Maar die pillen heeft ze weggemoffeld, ze was niet gek. Eén avond kostte me létterlijk bijna mijn kop. Een paar mannen zaten in de hoek te zuipen en te dollen, waarop andere mensen boos werden. Eén of andere dronkenlap smeet toen een lege drankfles naar de muur. Precies tegen de plek waar ik zat, maar ik dook net op het juiste moment weg. Ik had dood kunnen zijn.’

‘We hadden geen tijd om na te denken wat er allemaal was gebeurd. Er was werk aan de winkel.’

Masoma: ‘Een treinreis is mij ook heel erg bij gebleven. We moesten urenlang heel stil in een ruimte op de hoedenplank liggen, zonder licht en bijna zonder zuurstof. Ik was zo bang dat ze mij zouden vergeten. Vlak voor een volgende halte moesten we er uit springen, we rolden uit een rijdende trein de sneeuw in. Iedereen klom over prikkeldraad en rende vooruit, wij volgden de groep. Mijn moeder had een heel lange, zwarte glitterrok aan, heel onhandig klimmen en rennen natuurlijk. Het was bijna een komisch gezicht. Als ik het nu vertel moet ik  erom lachen, terwijl het natuurlijk een vreselijk verhaal is. Mensen braken armen en benen tijdens deze vlucht uit de trein, en we hebben geluk dat wij er goed uit zijn gekomen. De adrenaline zorgt er op zo’n moment voor dat je dóór rent.

We praten niet veel over vroeger, ook niet over de reis hiernaartoe. Soms ruik ik een geur waardoor ik aan mijn jeugd moet denken. En laatst zag ik bij jou op je Instagram een foto van verse moerbeien. Toen verlangde ik heel even naar ons huis in Afghanistan, waar een grote moerbeienboom stond. Als ze rijp waren, legden we een groot net rondom de stam en schudden en verzamelden we zo alle vruchtjes bij elkaar. Het is jammer dat we daar niet meer naartoe kunnen. Afghanistan is nog steeds niet veilig en we hebben nu ons leven ook hier. We zijn gezond en hebben allebei gezonde kinderen, dus het is goed zo.’

Maar zo’n reis moet je toch ergens een keer verwerken?

Fatema: ‘Toen we arriveerden in het asiel, lag de focus op het leren van de taal en het bouwen aan de toekomst. We hadden geen tijd om na te denken over wat er allemaal was gebeurd. Er was werk aan de winkel. Onze moeder had binnen de kortste tijd een krantenwijk en wij leenden vijf boeken per week bij de bibliotheek, om maar zo snel mogelijk Nederlandse taal te leren. In de buurt waar we woonden keken de mensen ons vaak nieuwsgierig aan. Een moeder uit Afghanistan op de fiets die de krant rondbracht? Dat hadden ze nog nooit gezien.’

Masoma: ‘Mijn ouders maakten ons goed duidelijk: wij zijn gevlucht voor een betere toekomst voor jullie, dus nu is het tijd om hier een studie te beginnen en dokter of advocaat te worden. De meeste Afghaanse ouders hebben zulke beroepen voor ogen voor hun kinderen. Ik volgde een opleiding in de zorg, maar ik vond er uiteindelijk geen werkgeluk. Ik raakte vreselijk in een loyaliteitsprobleem met mijn ouders. Zij verwachtten iets anders van mij dan ik zelf wilde.’

Fatema: ‘En ik deed een opleiding toerisme, want wilde stewardess worden. Ook niet echt wat mijn ouders voor mij voor ogen hadden.’

‘Nu hij heeft geen poot uitgestoken, maar stiekem is hij dus heus wel trots.’

Jullie zijn uiteindelijk een opleiding op het gebied van schoonheidsspecialiste gaan volgen.

Masoma: ‘Ik heb enorm getwijfeld, maar ik was gewoon niet gelukkig in de zorg.’’

Fatema: ‘Van kinds af aan plukte ik al aan wenkbrauwen, ik epileerde die van mijn moeder en al mijn tantes. Ik vond het altijd leuk om met beauty bezig te zijn, maar tja, mijn ouders dachten daar anders over. We hebben van hen meegekregen dat er altijd hard gewerkt moet worden en in hun optiek betekende ‘hard werken’ dat je een intellectuele studie deed om vervolgens arts, advocaat of ingenieur te worden. Dat was ook in eerste instantie de reden dat zij niet enthousiast waren toen wij een beautysalon wilden beginnen. We kunnen het hen ook niet kwalijk nemen; zij hadden nu eenmaal een andere toekomst voor ogen.
Alhoewel, als ik mijn vader aan de telefoon hoor, pratend met familie, schept hij toch altijd een beetje op: ‘WE hebben een salon, ja, WE hebben alles verbouwd, ja, het gaat hartstikke goed met ONZE zaak.’ Nu hij heeft geen poot uitgestoken, maar stiekem is hij dus heus wel trots.’

Ik wist het wel: deze twee meisjes met een beautysalon zijn heel bijzondere vrouwen van wie ik behoorlijk veel kan leren. Van hun wilskracht en hun kijk op het leven en om altijd voor eigen geluk te kiezen, ook al hebben anderen daar een mening over.

En nooit en te nimmer mag iemand anders meer aan mijn wenkbrauwen zitten. Dat vond ik vóórdat ze mij hun verhaal vertelden ook al, maar ik zeg het toch nog maar een keertje. Wil je een keer langs Joya Beauty? Dit is het adres: Europalaan 816, Almere.

Fotocredits: Jesje Veling

Meer over buitengewone vrouwen lezen? Klik hier.

Geschreven door: Jet van Nieuwkerk